Angst en meer bepaald specifieke fobieën zoals bloosangst, angst voor liften, spinnenfobie, angst voor honden of katten, watervrees, angst voor kleine ruimtes (claustrofobie), angst om te braken (emetofobie), angst om zich op een of andere wijze belachelijk te maken in het openbaar, enz. worden binnen de gedragstherapie beschouwd als aangeleerd gedrag.
Om dit gedrag te kunnen aanpakken, is het belangrijk te begrijpen hoe we geleerd hebben om angst te voelen in die bepaalde situatie en wat we doen om die angst niet te voelen of er aan te ontsnappen. Eens we dit duidelijk voor ogen hebben, kan er gestart worden met blootstelling (of exposure). Men wordt stapsgewijs geconfronteerd met datgene waar men angst voor heeft, eerst onder begeleiding, na verloop van tijd zonder begeleiding. Dit kan betekenen dat men samen met de therapeut op pad gaat buiten de therapieruimte. De grootte van elke stap in dit proces wordt aangepast aan het individu. Te grote stappen zijn nefast voor het zelfvertrouwen, te kleine stappen zorgen dat de behandeling onnodig lang duurt. Daarom is het belangrijk dat de patiënt actief participeert in de behandeling.