Behandeling van paniek

Klachten zoals paniek en hyperventilatie of hartkloppingen komen vaak voor en worden meestal beschouwd als stressklachten. Toch is dit ook in belangrijke mate aangeleerd gedrag. Een paniekaanval bestaat uit een lichamelijke (bvb. hartkloppingen), een cognitieve (bvb. ‘ik ga flauwvallen’) en een gedragsmatige component (bvb. naar buiten gaan, weg van de plaats waar de klacht ontstond).

Angst en paniek worden in stand gehouden door vermijdings- of ontsnappingsgedrag. Hierdoor worden steeds meer situaties  als bedreigend ervaren. Met een gedragstherapeutische behandeling willen we deze vicieuze cirkel doorbreken. Dit doen we door op alle componenten van de angst in te grijpen.

Men leert omgaan met angst door zich stap voor stap bloot te stellen aan beangstigende situaties. Zo ondervindt men aan den lijve dat hij of zij deze situatie aankan. Afhankelijk van de aard van de angstinducerende situaties wordt deze exposure (blootstelling) onder begeleiding uitgevoerd of alleen (met duidelijke richtlijnen). Steeds worden deze oefeningen voorafgegaan door een uitgebreide psycho-educatie over angst. Daarnaast stellen we een angsthiërarchie op waarbij nauwgezet verschillende situaties (of lichamelijke sensaties) in kaart worden gebracht die angst uitlokken. Het is belangrijk binnen deze behandeling te werken met kleine stappen zodat men het gevoel van controle blijft behouden.

De cognitieve component wordt aangepakt door te leren ‘catastrofale gedachten’ uit te dagen. Dit is een vaardigheid die noodzakelijk is om ook op lange termijn om te kunnen gaan met angst en paniek.